Na een plaknacht en een verkwikkende douche doen we snel wat boodschapjes en vertrekken we richting Koyasan.
Het eerste deel over de tolweg is saai en gaat traag. Als we eenmaal de bergen inrijden verandert het landschap. Het is een prachtige route en we kruipen gestaag naar 900 meter boven zeespiegel. De ene haarspeldbocht na de andere en een aantal flinke tunnels.
Koyasan wordt beschouwd als een van de meest heilige plekken van Japan. Het Shingon-boeddhisme is een stroming die ruim 1.000 jaar geleden naar Japan gebracht door de monnik Kobo-daishi. Hij vestigde zich in Koyasan. Begin 805 is hij op Koyasan begonnen met de bouw van het Garan-complex dat meer dan 100 tempels telt.
In Koyasan aangekomen eten we een broodje in de camper en lopen we de Okunoin begraafplaats op. Okunoin is de plek van het mausoleum van Kobo -daishi, een van de meest gerespecteerde personen in de religieuze geschiedenis van Japan. In plaats van te zijn gestorven, wordt aangenomen dat Kobo-daishi rust in eeuwige meditatie terwijl hij wacht op Miroku Nyorai, de Boeddha van de Toekomst, en verlichting biedt aan degenen die in de tussentijd om verlossing vragen.
We hebben allebei een ander gevoel bij het gebied. Rody vindt het idee dat dit een begraafplaats is niet zo prettig. Ik vind het een rustgevende, mystieke omgeving. Er staan meer dan dertienjonderd 600 a 700 jaar oude bomen. Overal lantaarns, boeddabeelden. Veel vol met mos. Het is zo prachtig. En wat ongemakkelijk om er uitgebreid foto’s van te maken.
De Torodo Hall (Hall of Lamps) is de belangrijkste zaal van Okunoin voor aanbidding. Geen foto’s van deze heilige plek… Hier hangen meer dan 10.000 lantaarns, die zijn gedoneerd door aanbidders en die eeuwig blijven branden. Achter het gebouw het mausoleum van Kobo Daishi. In Japan DE heilige plek! Een mooie plek om wat kaarsjes te branden.
We pakken de camper om naar de volgende tempel te rijden. Kongobu-ji is wederom een prachtig complex. Het is de hoofdtempel van het KÅyasan Shingon-boeddhisme. De naam betekent Tempel van de Diamond Mountain Peak. Het is onderdeel uit van het UNESCO-werelderfgoed. Op geleende slippers die 4 maten te groot zijn sloffen we door de gangen van het gebouw. In de tempel mooie schilderingen op de wanden en schuifdeuren. In verschillende stijlen wat het weer heel anders maakt dan hetgeen we al gezien hadden. Er zitten zwart/wit tekeningen van bootreizen naar China om het Boeddisme te leren in 800-zoveel, maar ook prachtige bloemen, bomen, waterpartijen en vogels. Ook heel recente, abstracte voorstellingen. Helaas mogen we er geen foto’s van maken.
In de tuin om het complex de grootste rotstuin in Japan. De ruim 140 zorgvuldig neergelegde rotsen stellen twee draken voor. Het vraagt veel fantasie…. Het lijkt ons een hele toer het grind zo te vormen.
Voordat we inchecken bij het guesthouse waar we vannacht slapen lopen we nog even langs Manihouto. Een kleine, kleurige tempel. Onderin is een pikdonkere kelder. Door je vast houden aan een railing wordt je door de kelder geleid. Halverwege een verlicht beeld en even later een Boedda. Het stelt de reincarnatie voor. Het zwarte is de periode tussen de dood en de hergeboorte. Ik was vooral blij dat Rody voor me liep.
De eigenaren van het guesthouse zijn ontzettend aardig. We checken in en krijgen wat tips voor vanavond en twee versgebakken cakejes. Wij bieden haar een setje van onze Delftsblauwe klompjes aan. Ze is verrukt, loopt snel naar de kast en legt ze enthousiast naast twee andere paar…. haha, wat zijn we toch orgineel. Zij geeft ons een kraanvogeltje. Goede ruil.
Na het eten lopen we naar Daimon gate. Deze toegangspoort tot Koyasan is enorm. Links en rechts twee beschermers van Boedda; Lord Un en Lord Ah. Achter ons gaat de zon langzaam onder.
Onze laatste stop is de entree van het Garam complex dat we morgenochtend willen bezoeken. Een aantal van de gebouwen is verlicht. Prachtig! En zo sereen, zo stil…
Wat een prachtige tempels zo hoog boven de zeespiegel. Grappig om Delfts blauwe klompjes te geven allemaal.